Keizer Katumbi en de Katangese industriële revolutie

‘Dit is geen jungle voor investeerders’ 

De economische boom in Katanga wordt belichaamd door de flamboyante provinciegouverneur Moïse Katumbi. Sympathiek, good looking, uitgekookt, populistisch én hoofdrolspeler in een nieuwe film. De man die in Katanga een industriële revolutie moet waarmaken. 

Het is slechts een van de vele markante scènes uit Katanga business, de nieuwe documentaire van de Belgische filmmaker Thierry Michel (Congo River, Mobutu, roi de Zaïre). Moïse Katumbi, de provinciegouverneur van Katanga, wandelt over het terrein van een mijnbedrijf. Zoals steeds stijlvol en vlot gekleed. Niet zoals de meeste Congolese politici, die zich steevast in een stijf en peperduur kostuum hijsen. 

Katumbi wordt omringd door arbeiders en vraagt naar hun werkomstandigheden. “Dit kan niet”, zegt hij terwijl hij naar het schoeisel van de werkmannen wijst. “Het reglement schrijft voor dat jullie laarzen moeten dragen.” Waarop Katumbi de Chinese bedrijfsleider laat opdraven om hem streng toe te spreken: “Deze namiddag kom ik opnieuw op inspectie. Als jouw mannen dan geen laarzen gekregen hebben, laat ik je bedrijf sluiten.” De Chinees sputtert nog even tegen en dat levert hem een tweede reprimande op. “Laarzen of buiten!” 

Tijdens een andere scène is te zien hoe Katumbi een artisanale mijnsite bezoekt waar de mijnwerkers in levensgevaarlijke omstandigheden en met hun blote handen koper en kobalt ontginnen. Voor de gravers is Katumbi een echte held; ze drukken hem bijna plat en smeken om een beetje geld en voedsel. “Zoek mij iemand die jullie vertrouwen geniet”, zegt Katumbi. “Dan kan ik hem 600 dollar geven. Dat is alles wat ik bij me heb.” De gouverneur geeft het geld en even later slaagt hij er met de grootste moeite in om zijn jeep te bereiken en weg te rijden. “Deze mensen zijn niet agressief”, zegt hij terwijl sommigen zich vastklampen aan het voertuig. “Ze zijn arm en we moeten er voor zorgen dat hun lot verbetert.” 

Voetbalkampioen 

De beelden zeggen veel over het huidige Katanga en de man op wie de bevolking haar hoop heeft gesteld. Moïse Katumbi Chapwe (1964), zoon van een Joods-Italiaanse vader en een Congolese moeder, werd eind januari 2007 met een grote meerderheid tot provinciegouverneur gekozen. Zijn succes heeft hij niet enkel aan zijn good looks en zijn charisma te danken, maar misschien nog meer aan het feit dat hij al jaren voorzitter is van T.P. Mazembe, de voetbalclub van Lubumbashi die in 2006 en 2007 nationaal kampioen werd. 

Bovendien is Katumbi rijk. Steenrijk. In de jaren tachtig en negentig bouwde hij in Katanga en het naburige Zambia een imperium uit in de mijnbouw, de agro- en de transportsector. Opvallend: als zakenman raakte Katumbi verwikkeld in enkele corruptiezaken. Nog opvallender: hij maakt geen geheim van zijn dubieuze praktijken en probeert iedereen ervan te overtuigen dat hij zijn leven gebeterd heeft. 

“Als ik u zou zeggen dat ik nooit aan corruptie heb gedaan, dan zou ik liegen”, vertelde hij in oktober 2008 aan de Zuid-Afrikaanse krant Businessday. “Ik was zakenman in een periode dat heel het systeem corrupt was. Wanneer ik verkozen werd, heb ik dan ook alle ondernemers van de provincie samengeroepen om hen te zeggen dat ik niet in hun verleden ging spitten. ‘Niemand kan zeggen dat hij clean is’, zei ik toen. ‘Laten we daarom dit hoofdstuk afsluiten en naar de toekomst kijken.’”

Minimumloon 

Niemand die zal ontkennen dat Katumbi zijn deels dubieuze zakenverleden op een bijzonder handige manier heeft afgeschud. Maar tegelijk is iedereen het erover eens dat hij zijn belofte heeft gehouden om de corruptie en het slecht overheidsbestuur in Katanga hard aan te pakken. Katumbi verplichtte alle mijnbouwbedrijven om hun arbeiders een minimumloon van 100 dollar uit te betalen. 

De provinciegouverneur haalde voor het eerst het wereldnieuws toen hij in maart 2007 de Congolees-Zambiaanse grens tijdelijk sloot voor transporten van ruwe ertsen. Sindsdien mogen enkel ertsen die in Congo verwerkt werden, en daarvoor veel meer toegevoegde waarde krijgen, de grens over. Op die manier leveren ze extra geld op, kunnen er makkelijker belastingen op geheven worden en worden er ook meer jobs gecreëerd.

“Dit is de beste manier om de armoede in Congo aan te pakken.”, vertelde hij in april 2007 aan deze krant. “Door de grondstoffenroof uit Katanga verloren we de laatste jaren 15 miljard dollar aan belastingen. Met dat geld hadden we hier voor degelijk onderwijs en drinkbaar water kunnen zorgen.”

Katumbi is provinciegouverneur op een sleutelmoment: in Katanga voltrekt zich een ware industriële revolutie. Na het einde van de oorlog en de verkiezingen van 2006 kwam er in de provincie een nieuwe periode van relatieve stabiliteit en dat trok tal van investeerders aan: zakelijke avonturiers, commerciële piraten, middelgrote ondernemingen maar ook enkele multinationals. En deze keer kwamen ze van over heel de wereld: Zuid-Afrika, Canada, België, China, India. Katanga mag dan al zelden in de media komen, voor de wereldmarkt is het een cruciale hotspot. 

Het was aan Katumbi om onder de investeerders de juiste partners te kiezen en het zakelijke schorremorrie eruit te gooien. Daartoe heeft hij op z’n minst een aanzet gegeven. In het voorjaar van 2008 liet hij 300 Chinezen het land uitzetten. Het ging om werknemers van kleine mijnbouwbedrijven die Congolese arbeiders voor weinig geld in onmenselijke omstandigheden lieten werken. Katumbi was wel zo slim om de Chinese ambassadeur in Congo vooraf op de hoogte te brengen van zijn maatregel en duidelijk te maken dat ernstige Chinese investeerders meer dan welkom waren. 

Katumbi maakt geen geheim van zijn dubieuze praktijken in het verleden maar verkondigt overal dat hij zijn leven gebeterd heeft 

Beloften gehouden 

Het is duidelijk dat Katumbi grote inspanningen doet om investeerders ter wille te zijn. Vorig jaar leverde hij kritiek op de centrale regering omdat die te lang talmde met de herziening van bestaande mijncontracten. Niet-gouvernementele organisaties die in rapporten over grondstoffenplunderingen alle bedrijven over dezelfde kam scheren, krijgen regelmatig een veeg uit de pan: “Ik heb de indruk dat jullie Katanga willen vernietigen”, zei hij vorig jaar in een zaal vol ngo-mensen. “Jullie doen alsof alle bedrijven onze provincie komen leegroven. Dat klopt niet, de bedrijven zijn hier om ons te helpen.”

Aan iedereen die het wil horen, vertelt Katumbi dat bedrijven verplicht zijn een aanzienlijk deel van hun omzet te investeren in scholen, ziekenhuizen en infrastructuurwerken. Een aanpak die volgens experts vruchten afwerpt. “Hij heeft zich aan zijn beloften gehouden en heeft het lot van de Congolezen verbeterd”, zegt VUB-professor Jan Gorus, die onderzoek verricht naar de mijnbouwsector in Katanga en momenteel in Lubumbashi verblijft. “Het is iemand die jongensachtige naïviteit koppelt aan het instinct van een gehaaid zakenman en hij gebruikt die kwaliteit om positieve zaken te realiseren.” 

Ook Jonathan Holslag, onderzoeker internationale relaties aan de VUB, is positief. “De grote kwaliteit van Katumbi? Hij is een bijzonder leep politicus die verschillende investeerders tegen elkaar uitspeelt. Een uitgekookte economische strateeg die de rijkdommen van zijn provincie op de internationale markt maximaal wil valideren.” 

Filmmaker Thierry Michel: “Ik heb Katumbi verschillende malen ontmoet. Hij is veel dingen tegelijk: spontaan, sympathiek, genereus, rijk, populistisch, paternalistisch. Hij vond het niet erg dat ik hem vergeleek met Berlusconi, ook een zakenman-politicus met een succesvolle voetbalploeg.” 

Creuseurs 

Toch gaat niemand zover om Katanga nu al een succesverhaal te noemen, ook Katumbi zelf niet. De jongste drie jaar werd duidelijk dat de omschakeling van een grotendeels artisanale naar een industriële mijnbouw een bijzonder moeizaam en pijnlijk proces was. De zogenaamde creuseurs die hun leven waagden in zelfgegraven mijnschachten werden door de nieuwe concessiehouders van de mijnsites verdreven en verloren van de ene dag op de andere hun schamel inkomen. 

Door de internationale crisis zette dit fenomeen zich door. De prijzen voor koper en kobalt stortten in elkaar, waardoor de kleinschalige artisanale mijnbouw geen schijn van kans meer maakte op de wereldmarkt. Zeker 100.000 creuseurs kwamen de jongste maanden op straat te staan. Maar de jongste twee maanden gingen ook grotere bedrijven over de kop in Katanga. In Lubumbashi sloten 40 mijnbedrijven, in Kolwezi 12, in Likasi 10 en 32 opereren met een beperkte productie. 

Katumbi doet via belastingverlagingen alle moeite om de bedrijven aan de gang te houden en verbiedt tegelijk bedrijven om Katanga te verlaten. Veertig Chinese bedrijfsleiders vertrokken met de noorderzon, zonder belastingen te betalen en zonder hun arbeiders lonen uit te keren. Katumbi reageerde furieus. Aan de Financial Times zei hij dat de ‘gevluchte’ Chinezen niet meer welkom zijn in Katanga: “Als ze hun achterstallige kosten niet betalen, stap ik naar de rechtbank om hun spullen in beslag te nemen. Zolang ik gouverneur ben, hoeven ze niet meer terug te komen. Katanga is geen jungle”. 

Kobalt verrijken 

Hoewel de internationale media momenteel de noodklok luiden over de economische toestand in Katanga, weigeren experts te spreken over een economische ramp. Jan Gorus: “Er wordt gezegd dat de Katangese mijnbouw is stilgevallen, maar dat klopt niet. De Chinezen zijn al aan het terugkeren. Ondernemers met moderne fabrieken verdienen nog steeds veel geld. Wie bijvoorbeeld over installaties beschikt om kobalt tot 6 à 12 procent te verrijken, kan op de wereldmarkt voor een ton 1.1000 dollar vragen. Maar een verouderd fabriekje dat maar tot 2 procent kan verrijken, krijgt slechts 20 dollar per ton. De grootste klappen zijn gevallen in de verouderde fabrieken en de artisanale sector.” 

Op lange termijn ziet de situatie er voor Katanga er met andere woorden niet zo desastreus uit, op voorwaarde dat politici als Katumbi een oplossing vinden voor de enkele honderdduizenden creuseurs die de jongste maanden werkloos werden. Deze massale ontslaggolf leidde tot grote sociale onrust en onveiligheid. Jan Gorus: “Nog niet zo lang geleden was Lubumbashi een bijzonder veilige stad, dat is nu voorbij. Er is veel banditisme. Vorige week nog waren er verschillende moorden. De toestand is erg gespannen, er waren al verschillende stakingen waarvan een aantal met geweld.” 

Filmmaker Thierry Michel: “Hier ligt de grote uitdaging voor Katumbi: hij moet de overschakeling maken van een artisanale naar een moderne mijnbouw en dat betekent dat hij het probleem van de creuseurs zal moeten opvangen. Hij moet een industriële revolutie begeleiden. Op lange termijn is dat de enige mogelijke weg voor Katanga, maar op korte termijn betekent dat een sociaal bloedbad.”

Katanga business gaat vandaag in avant-première in Cinema Novo te Brugge. Op 24 maart is er een avant-première in de Brusselse BOZAR en op 1 april komt de film uit in andere zalen. 

De Morgen - 14 mars 2009

 

 

retour