BRUSSEL - “In Congo krijg je veel gedaan als je de juiste mensen kent, het draait om macht.” De Waalse cineast Thierry Michel hoef je niets meer te vertellen over documentaires draaien in Congo, hij is door de wol geverfd. De meesten kennen hem van “Congo River”, een filmdocument uit 2005 over zijn reis naar de bronnen van deze legendarische rivier. Vanaf april kan je gaan kijken naar “Katanga Business”, over een geologisch schandaal in het middelpunt van de globalisering. Waarover gaat Katanga Business? In zijn nieuwe film valt de toekomst van Katanga af te leiden uit de individuele en collectieve lotgevallen die Michel in beeld brengt. De microkosmos wordt bewoond door de arbeiders, de ‘gravers’. De macrokosmos bestaat uit de industriëlen en speculanten die in de provincie Katanga neerstrijken. Ze ontwikkelen de regio met slechts één doel voor ogen: poen scheppen. Tussen beide werelden gaapt een sociaal conflict dat samenhangt met de nieuwe ontginningsmethoden. De ambachtelijke mijnbouw moet plaats ruimen voor de machines van de industriële revolutie. Tegelijk woedt er een economische oorlog langs de breuklijnen van geopolitieke belangen, tussen Noord-Amerikaanse en Aziatische bedrijven bijvoorbeeld. Een bemiddelaar in dit conflict is de gouverneur van Katanga, Moïse Katumbi. Hij wil de streek moderniseren en door de industriële revolutie loodsen. Maar ten koste van wie, vraagt de kijker zich af. Na onder andere “Mobutu, roi du Zaïre” (1999) en “Congo River” (2005) is er nu “Katanga business”. Waarom keert u altijd terug naar Congo? “Al 17 jaar ga ik geregeld naar Congo, maar ik heb er geen koloniale band mee. Ik had er geen familie wonen. De band is historisch gegroeid. Door aan het eind van de jaren tachtig de sloppenwijken en straatkinderen in Brazilië te filmen, raakte ik geïnteresseerd in de Afro-Braziliaanse cultuur. Op een bepaald moment kreeg ik de kans om naar het hart van Afrika te trekken. Daar was toen een dictator aan de macht die maar niet wou opstappen, Mobutu Sese Seko. Het leek me een keerpunt in de geschiedenis, een interessant gegeven voor een cineast. In 1991 wou ik een film maken over de val van Mobutu. Het was een zeer intense periode waarbij het land op zijn grondvesten daverde. De buitenlanders trokken weg en in de plaats kwamen het Franse en Belgische leger. De chaos was compleet in deze donkere dagen. Een paar jaar later ben ik het land uitgezet onder het voorwendsel van spionage en werd mijn materiaal in beslag genomen. Terwijl ik elders in de wereld aan de slag was, bleef ik de situatie in Congo volgen. De film over Mobutu is er uiteindelijk toch gekomen. Het werd een politieke kroniek. Later heb ik dan met Congo River een verhaal gebracht over economisch verval.” Waarom deze keer een documentaire over de mijnbouw in Katanga? “Bij mijn tweede reis ben ik in Katanga terechtgekomen. Dat herinnerde me aan mijn jeugd. Ik ben afkomstig uit Charleroi, uit een industriegebied dat het Pays noir wordt genoemd. Bovendien werkte mijn vader in de mijnen. Op tienjarige leeftijd begon mijn passie voor fotografie met industriële landschappen. Later heb ik er de documentaires “Mines, Pays noir, pays rouge” en “Chronique des saisons d’acier” gedraaid. Het viel me op dat er over het industriële Afrika weinig bekend is. Multinationals delen de koek, er woedt een economische oorlog zonder weerga. Daarbij manifesteren zich tegengestelde belangen, zoals tussen het Westen en China. Ik wou een industriële saga brengen over een provincie die uit haar as verrijst. We zien tegenwoordig in Katanga een tweede industriële revolutie opzetten, waarin de lotsbestemmingen van de arbeiders, de grote bazen en de politici met elkaar verweven zijn. Ik heb deze vanuit cinematografisch standpunt bijzonder interessante evolutie concreet willen maken aan de hand van personages en levensverhalen.” Katanga Business is het tegenovergestelde van een sociaal-economische documentaire, zei u eens. Wat bedoelt u daarmee? “Mijn eerste bedoeling is niet informeren, maar een film maken. Ik breng personages tot leven. Het is cinema, ik speel met montage. Ik blijf ook karig met achtergrondcommentaar. De kijker moet zelf maar oordelen, zonder dat ik een menigng opdring. De informatie wordt eerder expliciet meegeven. Het is geen historische film over Katanga, maar een cinematografisch verhaal over de sociaal-economische troeven van deze streek.” Waarom is Katanga een interessante regio voor de “parabel over globalisering” die u vertelt? “Het is de rijkste Afrikaanse regio, een geologisch schandaal zeg maar. De bodem zit er tjokvol kobalt, koper, uranium en ga zo maar door. Omdat de mijnen onder het regime van Mobutu tientallen jaren lang verlaten werden, zijn die voorraden nog zo goed als intact. Nu de mijnbouw in Katanga wordt geïndustrialiseerd, komen ze uit alle hoeken van de wereld afgezakt. Maffiosi, avonturiers, plunderaars maar ook mijnbedrijven gaande van kleinschalig tot multinationaal. Wie zal aan het langste eind trekken? China of toch eerder Canada? Je hebt er Chinezen die illegaal ertsen opkopen, maar net zo goed piepkleine Chinese bedrijfjes en belangrijke Chinese bedrijfsleiders. Er is de tegenstelling oost-west, landen als China en India tegenover westerse landen, maar ook noord-zuid, kapitaal versus arbeidskrachten. Afrika heeft de bodemrijkdom en de werkkracht, maar het geld en de knowhow moeten van elders komen. De impact van de globalisering laat zich hier scherp voelen. Met de financiële crisis zijn de prijzen gekelderd, wat tot hoge werkloosheid heeft geleid.” U heeft de film gedraaid nog voor er sprake was van een wereldwijde crisis. Is uw verhaal al niet achterhaald? “Misschien komt er nog wel een vervolg op Katanga Business. Maar ik wou in de eerste plaats een film maken over het gouden tijdperk van de Congolese mijnprovincie, een universeel thema dat het tijdelijke overstijgt. Bovendien is het kapitaal nog altijd aanwezig in Katanga, en heeft de wereld nog altijd grondstoffen nodig. Mijnen hebben een beperkte houdbaarheid, dat heb ik in Wallonië ondervonden. Wat na de boom? De armoede kan opnieuw de kop opsteken. Katanga heeft gelukkig ook andere troeven, denk aan landbouw of technologie. Men moet van dit elan gebruiken maken om van Congo een welvarende staat te maken. Daar is men zich wel van bewust, denk ik. Armere streken in Congo hebben hout, een grondstof die in principe hernieuwbaar is. Ook het Congolese waterkrachtpotentieel kan een duurzame bron van inkomsten betekenen. Mijnbouw daarentegen is niet duurzaam.” Ook de “creuseurs” of ambachtelijke mijnwerkers komen uitvoerig aan bod in Katanga Business. Hoe moet het nu verder met hen? “Creuseurs werken in levensgevaarlijke omstandigheden die pre-koloniaal aandoen. Ze graven om te overleven en hun gezin te onderhouden. Het is een tragedie die tienduizenden treft. Maar ze hebben tenminste werk, kan je denken. Het probleem is dat ze sites bezetten die legaal door de regering in concessie werden gegeven aan multinationals. Die bedrijven willen hen verjagen. Nochtans kregen de creuseurs vaak beloftes van de overheid in het verleden. Maar er is veel corruptie mee gemoeid. Deze artisanale gravers zijn veroordeeld, geofferd voor de industrialisering. Dat kan tot massale werkloosheid leiden. De creuseurs omvormen en inschakelen in andere takken van de economie, dat wordt de uitdaging voor Katanga. Misschien kunnen ze in de landbouw terecht. Werken in de mijnen is trouwens een relatief gevaarlijk beroep.” U voert in de film tal van interessante mensen op: George Forrest, Moïse Katumbi en Paul Fortin om er enkele te noemen. Wie heeft u het meest verbaasd? “De gouverneur van Katanga, Moïse Katumbi, is een zeer filmisch figuur. Hij is politicus en zakenman, heeft charisma, is enorm populair en een rasechte populist. Een complexe man ook. Katumbi doet me aan de Italiaanse premier Silvio Berlusconi denken: de Katangese gouverneur heeft een eigen voetbalploeg, is zowel politicus als zakenman en runt zijn staat ook echt als een bedrijf. Tegelijk heeft Katumbi ook iets weg van de Venezolaanse president Hugo Chavez door de sociale hervormingen die hij doorvoert en het feit dat hij bedrijven verplicht om te investeren in de arbeiders. Hij is modern, jong en zeer communicatief. Een interessante ontdekking voor ons. Daarnaast wil ik ook Paul Fortin, de topman van Gécamines, vermelden. Deze Canadese mijnbouwspecialist is aangesteld door de Wereldbank en later in dienst getreden van de Congolese overheid. Hij is ook diegene die de contacten met de Chinezen onderhoudt. Fortin heeft een sociale inborst en neemt het op voor de arbeiders.” U heeft ook de Chinees mijnheer Min gevolgd, ‘de man van 9 miljard dollar’. “Min was een totale verrassing. Er werd gezegd dat Chinezen moeilijk te filmen zijn, maar we konden hem overtuigen voor onze camera te getuigen. Min kent Afrika zeer goed, hij was bijvoorbeeld lang in Zimbabwe actief. Hij heeft een zeer persoonlijke band met de mensen van Gécamines en onderhandelde het contract van de eeuw, tussen de Congolese regering en Chinese bedrijven. Het is een man zonder protocol, anders dan de meeste westerse bedrijfsleiders. Hij is zeer direct, maakt zich geen illusies, plaatst geld en belangen op de eerste plaats. We hebben alle lagen van de Chinese aanwezigheid gefilmd. Opvallend is dat Chinezen veeleer als Congolezen leven, en zich niet zoals westerlingen in chique villawijken versschansen. Er kan in Congo een interessante sociale mengeling ontstaan tussen deze twee bevolkingsgroepen.” Wat denkt u eigenlijk over de Sino-Congolese miljarden contracten en de Chinese aanwezigheid in Congo? “De Wereldbank wijst er terecht op dat Congo al opgezadeld zit met een enorme buitenlandse schuldenlast. Toch kan je geen zwart-wit beeld hebben van de Chinezen. Alles zal er vanaf hangen of ze hun beloften nakomen. Natuurlijk zitten er tussen die Chinezen ook illegalen, plunderaars en maffiosi. Die moeten eruit. Maar als ze in synergie leven met de Congolezen en met kapitaal en technologie over de brug komen, kan Congo daar zijn voordeel bij doen en kan hun aanwezigheid een verrijking betekenen.” Wat zijn de voornaamste problemen die een documentairemaker ondervindt in Congo? “In Congo heb je vooral geduld en humor nodig, heb ik gemerkt. Er zijn de eeuwige problemen van administratieve aard. Voortdurende controles, tal van toestemmingen waarvoor je van hot naar her moet lopen. Niet alleen agenten en soldaten maar zowat alle staatsdiensten doen er hun voordeel bij. In tegenstelling tot een filmploeg hebben zij alle tijd van de wereld. Op sommige plaatsen mochten we dan weer niet filmen en werden we tegengewerkt. Het is een kwestie van macht. Een telefoontje naar een hogergeplaatste persoon en het was meestal zo opgelost. Gelukkig heb ik een uitgebreid netwerk in Congo. Het is ook moeilijk om in grote bedrijven een voet tussen de deur te krijgen. Met mijn vorige films en boeken kon ik hen uiteindelijk wel over de streep trekken. Tot slot is het logistiek gesproken geen lachertje. Door de regen waren sommige mijnen moeilijk toegankelijk of zaten we vast in de modder met onze vrachtwagen. Ik heb veel ervaring in Congo. Tijdens de opnames van Congo River is onze ploeg meermaals gearresteerd. In vergelijking ging het deze keer gemakkelijker. Sinds de verkiezingen enkele jaren geleden is het eenvoudiger om contacten te leggen. Congo is nu immers een democratische staat met persvrijheid. Congolese journalisten hebben het dan wel weer moeilijker, zij botsen geregeld op censuur. Af en toe wordt een Congolese journalist vermoord. We kunnen als buitenlanders dingen zeggen die Congolese journalisten niet kunnen zeggen. We hadden terplaatse een uitstekende ploeg Congolese medewerkers die ons op de hoogte hield over gebeurtenissen als stakingen. Ik moet ook toegeven dat mijn relaties met Moïse Katumbi mijn bezoek wel eenvoudiger maakten. Provinciale en nationale autoriteiten zijn doorgaans eerder gemakkelijk. Het gebeurde natuurlijk ook wel dat we gekke soldaten tegenkwamen, daar valt minder mee te discussiëren. Dat hoort erbij.” Welke documentaire wil u nog draaien in Congo? “Eerst zit er nog een aantal andere projecten in België en elders in de wereld in de pijplijn, maar ik hou steeds één oog op Congo gericht. Daar is alles mogelijk, en ik heb lang nog niet alle regio’s bezocht. In Kivu ben ik bijvoorbeeld nog nooit geweest. De Congolese muziek als onderwerp spreekt me nog wel aan. Voorts zou ik graag een uitgebreid portret van de hoofdstad Kinshasa maken, een metropool waar veel creativiteit aanwezig is. Eigenlijk heb ik nog veel beeldmateriaal op overschot dat zeker goed is voor een of meerdere een interessante documentaires.” CongoForum - Jelle De Mey, 28.02.09 retour |